Mensen reageren verschillend als zij met problemen of stress te maken krijgen. Hoe men op een probleemsituatie reageert hangt sterk af van de aard en de ernst van het probleem en de persoonlijkheid die men heeft.

De kandidaat krijgt een 47-tal beschrijvingen te lezen, die aangeven wat men zoal kan denken of doen als er problemen zijn. Op een schaal van ‘zelden/nooit’ tot ‘zeer vaak’ dient de kandidaat aan te geven hoe vaak hij of zij op de beschreven manier reageert.

  1.  Actief aanpakken: de situatie rustig van alle kanten bekijken, de zaken op een rijtje zetten, doelgericht en met vertrouwen te werk gaan om het probleem op te lossen.
  2. Verzachtende reactie: afleiding zoeken, zich met andere dingen bezig houden om niet aan het probleem te hoeven denken, proberen zich wat prettiger te voelen door afleiding te zoeken.
  3. Vermijden: afwachten: de zaak op zijn beloop laten de situatie uit de weg gaan of afwachten wat er gaat gebeuren.
  4. Sociale steun zoeken: het zoeken van troost of begrip bij anderen, zorgen aan iemand vertellen of hulp halen.
  5. Passief reactie patroon: zich volledig door de problemen en de situatie in beslag laten nemen, de zaak somber inzien, zich piekerend in zichzelf terugtrekken, niet instaat zijn om iets aan de situatie te doen, piekeren over het verleden.
  6. Expressie van emoties: het laten blijken van ergernis of kwaadheid, spanningen afreageren.
  7. Geruststellende en troostende gedachten hanteren: zichzelf geruststellen met de gedachte dat na regen zonneschijn komt, dat anderen het ook wel eens moeilijk hebben, dat er nog wel ergere dingen gebeuren, jezelf moed inspreken.

Omdat de uitkomsten van dit onderzoek vergeleken worden met de persoonlijkheid van de kandidaat, wordt dit onderzoek uitsluitend afgenomen in combinatie met een persoonlijkheidsonderzoek.