Ieder mens heeft ervaring met leiderschapsstijlen. De stijl van vader, moeder, de onderwijzer of leraar, de leidinggevende op het werk, enzovoort. Door persoonlijke ervaringen met leiderschap ontwikkeld men verstandelijk een voorkeur en afkeer voor bepaalde leiderschapstijlen.

In het onderzoek wordt de kandidaat schriftelijk een aantal realistische leiderschapsdilemma’s voorgelegd, met de vraag een waardering toe te kennen aan het in zijn of haar ogen meest passend gedrag als leidinggevende. In de uitkomst van het onderzoek komt naar voren in welke stijl de kandidaat het liefst zou willen leidinggeven, maar ook in welke leiderschapsstijl hij- of zijzelf het liefst wordt aangestuurd.

De cognitieve voorkeursstijl (het weten) van de kandidaat wordt vervolgens vergeleken met zijn of haar persoonlijkheid (het zijn).

Een vergelijking tussen de uitkomsten van deze twee onderzoeken maakt inzichtelijk of de kandidaat zijn of haar voorkeur voor een stijl van leidinggeven wel, niet of bijna op een natuurlijke manier in praktijk kan brengen. Als de uitkomst van de vergelijking ‘ontwikkelbaar’ luidt, dan zal overlegd dienen te worden op welke manier de kandidaat zich het best kan ontwikkelen.

Een onderzoek naar de cognitieve leiderschapsvoorkeur van een kandidaat wordt altijd gecombineerd met een persoonlijkheidsonderzoek en een onderzoek zelfbeeld.